Afbeelding
Foto: Ton van Zeijl

Ruud en Agnes Scheffers

Zelf zijn het honkvaste Honselersdijkers. Maar hun planten en stekken gaan de hele wereld over. Het echtpaar Ruud (57)en Agnes (54) Scheffers zitten al meer dan dertig jaar in de Dracaenas. "We hebben alles in eigen hand: selecteren, vermeerderen en produceren." Agnes en Ruud zijn al 33 jaar getrouwd en hebben twee kinderen.

Scheffers... die naam kom ik vaker tegen op de Plaats in Honselersdijk....
Ruud: Dat valt best mee (lacht). Maar het is wel familie. Alle Scheffers in deze branche zijn achterneven van elkaar. Maar ik ben wel echt hier op de Plaats opgegroeid samen met mijn twee broers. Nooit weggeweest. Deze tuin heb ik overgenomen van mijn vader, die er snijbloemen kweekte. Zelf wilde ik eigenlijk geen tuinder worden, de handel trok me meer. Na de Bartholomeusschool ging ik eerst naar de lagere en later de middelbare tuinbouwschool. Toen had ik school wel gezien, al heb ik daarna nog heel veel cursussen gedaan, over de gekste onderwerpen.
Agnes: Ik ben in Maasdijk geboren maar in Honselersdijk opgegroeid. Mijn vader werkte op Veiling Noord als commissionair groente en fruit. Ik ben de oudste van drie en heb nog twee broers. Na de School met den Bijbel, met meester Vrijenhoek, ging ik naar de LEAO en daarna naar het MHNO omdat ik dierenartsassistent wilde worden. Ik ben opgeleid door dierenarts Menges in 's-Gravenzande en heb daar ook tot mijn trouwen gewerkt.

En hoe hebben jullie elkaar leren kennen?
Agnes: Op de ijsbaan van de Uithof.
Ruud: Ik kon vrij aardig schaatsen.
Agnes: Ik vond 'm eerst maar een branieschopper. Maar hij blééf bellen, tot vervelens toe. Toen heb ik gezegd, oké, ik ga één keer met hem uit. En hij bleek toch heel anders te zijn dan ik gedacht had. Daar kwam bij dat ik altijd gezegd had dat ik niet met een tuinder wilde trouwen, want die zijn nooit thuis. En kijk nou eens (lacht).

Viel het mee?
Agnes: Ach, we lopen hier samen, dus ik zie 'm toch wel. Maar samenwerken en samenleven moet je wel leren. Dat wel.

Waarom werd je toch tuinder, Ruud?
Ruud: Na mijn schooltijd ging ik de tuin in. Al van jongs af aan deed ik zelf ook al iets met planten. Ik kweekte erwtenplantjes en Japans Lantaarntje. Klein spul en populair voor de letterbak, die toen erg in de mode was. Ik verkocht ze zelf door. De zoon van mijn toenmalige klant is nu nog steeds een klant. Op mijn 19e ging ik naar Costa Rica en daar zag ik de Dracaena. Een andere soort dan we nu hebben hoor, maar niettemin vond ik het een interessante plant. Dracaena was toen in Europa nog niet zo bekend. Dus besloot ik er wat mee te gaan doen.

Zonder marktonderzoek?
Ruud: Dat werd toen helemaal niet gedaan. Het was nieuw, dat was goed genoeg. En het was een tijd waarin je goeie brandnetels ook kon verkopen. Het begon allemaal klein maar na ons trouwen zijn we samen begonnen met het opbouwen van ons huidige bedrijf.
Agnes: Eerst haalden we onze stekken steeds uit Costa Rica. Maar dat bleek lastig want onvoorspelbaar. Als het flink geregend had kwamen de stekken rot aan. Toch was het toeval dat we zelf moederplanten zijn gaan maken. Op een gegeven moment was er een monorail op onze planten gevallen. Toen we na een tijdje de troep opruimden zagen we dat de beschadigde planten nieuwe scheuten hadden gekregen en begon het ons te dagen: hé, misschien kunnen wij het zelf!
Ruud: Dat geldt ook voor het veredelen. Daar zijn we eigenlijk een beetje hobbymatig mee begonnen en pas toen iemand zei 'daar moet je wat mee doen', zijn we het professioneel op gaan pakken. Eigenlijk is alles wat er gebeurd is toeval.
Agnes: toeval, maar ook de juiste mensen op het juiste moment ontmoeten. Mensen die het goede met je voor hebben.
Ruud: Het was een leerproces van 35 jaar, waarin we echt wel iets bereikt hebben, maar waar het ook wel eens mis ging.

Jullie zitten in een heel aparte markt...
Ruud: een echte nichemarkt. Dat kan ook niet anders als je maar 1,4 hectare grond hebt. Maar vergis je niet; we produceren hier 1,5 miljoen planten per jaar, maar via de licenties die we uitgeven aan kwekers overal in de wereld is de totale productie van onze 15 soorten een veelvoud daarvan. Onze Dragontree soorten worden gekweekt op de Filipijnen voor Japan en in Australië local for local. In Costa Rica worden kopstekken geproduceerd voor de Noord-Amerikaanse markt en stammen voor verkoop wereldwijd: in de EU, de Verenigde Staten, Japan, Australië en Zuid-Korea. De kracht van ons bedrijf zit er in dat we alles zelf in de hand hebben: de veredeling, het vermeerderen en de productie.

Veredelen is sowieso een vak apart...
Ruud: Veredelen vraagt om langetermijndenken. Het duurt gauw acht tot tien jaar voordat je een nieuw ras in productie hebt. We kunnen dus niet voor een trend gaan.
Agnes: Een nieuwe soort begint als chimeer (een gedeeltelijke mutatie, eigenlijk een combinatie van twee soorten, red.). Als je hier honderdduizenden planten hebt staan zijn er altijd wel een aantal 'anders'. Die selecteer je. Daarbij let je op allerlei eigenschappen: de kleur bijvoorbeeld. Is die onderscheidend genoeg? Is het een snelle groeier of niet? Hoe sterk is de plant? Noem maar op. Als de plant geoogst is gaat ie naar een ander vak om te zien wat de plant op de eigen wortel doet. Als dat ook positief is moet er vermeerderd worden, want aan één plant heb je niks. En ook bij het stekken moet de plant wel stabiel blijven. Het vermeerderen is de grootste investering. Het kost veel tijd en ruimte voor je voldoende planten hebt voor de productie. Pas als we er zeker van zijn dat het gaat lukken gaan we de soort aanmelden bij NAKtuinbouw. Die doen ook nog eens een jaar lang allerlei testen. En dan krijg je kwekersrecht in de EU of een Plant Patent elders in de wereld en kun je echt beginnen met produceren en verkopen.
Ruud: We zijn dus voortdurend bezig met nieuwe dingen, en onderwijl gaat het gewone werk ook door.

Jullie zijn ook heel actief op Facebook, zag ik...
Agnes: Sinds 2013. In die periode viel de generieke reclame via Bloemenbureau Holland weg. Ik was daar ongerust over, maar mijn kinderen zeiden: ga dan iets met Facebook doen. Ik dacht, oké, ik ga het proberen. Maar langer dan een half jaartje zal het niet duren. Maar het bleek enorm aan te slaan! En ik bedacht me toen: waarom hebben we dit altijd aan anderen overgelaten en niet zelf de verantwoordelijkheid opgepakt?

Waar zit de meerwaarde?
Agnes: Je komt in direct contact met de eindklant en de consument. Die zichtbaarheid zorgt voor een lagere drempel waardoor wij bijvoorbeeld beter idee hebben van waar consumenten om vragen, en tegelijkertijd zien de klanten wat er allemaal mogelijk is.
Ruud: Vertel over het snijgroen...
Agnes: Ik had al heel lang in mijn hoofd dat stekken ook heel geschikt kunnen zijn als snijgroen. Maar bij de handel vond ik weinig gehoor. Ik ben het dus zelf gaan uittesten en deed daarvan verslag op Facebook. Dat is het mooie ervan: je kunt dingen laten zien, en als mensen dan kritiek hadden nodigde ik ze uit om zelf met iets mooiers te komen. Zo groei je samen. Met als gevolg dat ook anderen weer zagen dat het wel degelijk geschikt was. Het is sterk, lang houdbaar en past bij heel veel bloemen. Anderen durfden er daardoor ook mee te gaan experimenteren. Eén van onze klanten, Bloemstylist Bianca Vreugdenhil uit Naaldwijk, gebruikt het nu bijvoorbeeld geregeld in boeketten. Inmiddels hebben we nu een groep klanten in binnen en buitenland voor snijgroen en beginnen de aantallen fors toe te nemen. Dat was zonder Facebook nooit van de grond gekomen.

Hoe gaat het verder in de toekomst?
Ruud: Daar zijn we natuurlijk voortdurend mee bezig. Vooruitdenken is ons vak immers (lacht). We gaan nog wel een paar jaar door, maar opvolging is er niet en die verwachten we ook niet echt. Dus op een gegeven moment is het wel klaar.

Afbeelding
Afbeelding