Met jenever meer mans

Collega Bob Benschop doet onderzoek in het zogeheten Verbaalarchief van de Marine dat in het Nationaal Archief wordt bewaard. Daarin vinden we veel informatie over onze regio; zoals over de gevaarlijke Maasmond. Bij het binnenvaren van de Maas brachten stromingen en ondiepten schepen soms, met de haven in zicht, in grote moeilijkheden. Het kerkhof van scheepswrakken op de bodem van het huidige Oostvoornse Meer is daarvan een stille getuige. In juli 1818 zonk een schip waardoor de vaarroute voor andere werd versperd. De in Brielle gestationeerde inspecteur van het loodswezen Hansen drong er bij J.J. May, de directeur van de marinewerf in Rotterdam, op aan om het schip zo snel als mogelijk te lichten. Hij stelde voor om een viertal kanonneerboten van de marine in te zetten. Met de kracht van zo'n dertig arbeiders, "mits alle handige en knappe, jonge lieden", en een paar timmerlieden, zou de klus, volgens de inspecteur, snel geklaard zijn. May liet er geen gras over groeien en liet twee poonschuiten uit Hellevoetsluis uitrukken "om te trachten (..) kettingen onder het gezonken schip te schuuren". Andere vaartuigen uit Hellevoetsluis en eventueel Middelharnis moesten bijstand verlenen. May begreep dat het een bijzondere en ook gevaarlijke opdracht betrof en stond de equipagemeester toe in de buidel te tasten. De mannen mocht dubbel of zelfs driedubbel daggeld in het vooruitzicht gesteld worden. Hij kende zijn pappenheimers en vervolgde: "Ook zoude het goed zijn om een anker jenever (38½ liter) toe te staan, ten einde aan die werklieden van tijd tot tijd een borrel te doen uitreiken, naardien de ondervinding in deze dikmaals geleerd heeft, dat hieraan het al of niet gelukken van zulk een expeditie afhangt."

Aart van der Houwen (aa.vanderhouwen@streekarchiefvp.nl)